Skip to main content

De krommers worden met het skûtsje gehaald

24 mei 2005

De krommers, die de winnaar van de IFKS 2004, op vrijdag 20 april van de houtzaagmolen De Rat in IJlst al jagend, bomend en zeilend naar het Skûtsjemuseum in Earnewâld bracht, deed dat passend in de traditie van de trek- en beurtschepen, die eeuwenlang in Friesland de economie draaiend hielden. Helaas moest door wind- en tijdgebrek de motor er nu en dan aan te pas komen.

Zijn het tegenwoordig, buiten de grote binnenvaartschepen, vooral de watersportliefhebbers, die gebruik maken van de vele kanalen, meren en plassen, vroeger waren deze waterwegen de belangrijkste routes voor het personen- en goederenvervoer. Voor 1850 waren er vrijwel geen verharde wegen in Friesland. Het vervoer was geen pretje; te paard, lopend of in een hobbelende wagen moesten vaak lange afstanden afgelegd worden.

Gedurende grote delen van het jaar waren de onverharde wegen onbegaanbaar, omdat zij door regen en sneeuw in modderpoelen waren veranderd. Het is daarom geen wonder dat in het waterrijke Friesland het vervoer per schip een belangrijke rol speelde. In 1696*) kregen Drachtster beurtschippers een octrooi (=vergunning) voor beurtdiensten naar Leeuwarden en Sneek.
Beurtschepen hadden vaste ligplaatsen die door de gemeente of grietenij waren aangewezen. De beurtschippers hadden vanwege hun vertrouwensrol veel verantwoordelijkheid. Vooral bij geldzendingen kon het om veel geld gaan. Ze kenden hun klanten van haver tot gort, zoals blijkt uit de volgende anecdote: de vrouw van een beurtschipper kwam bij haar man met een bestelling voor een directoire. Nog voordat zij gezegd had voor wie het was, zei de beurtschipper: "Ha, dat is voor mevrouw A". Verbaasd vroeg zijn vrouw hoe hij dat wist. "Wel", was het antwoord, "er is maar één in het dorp die zo’n maat nodig heeft.

Door de grachten van Sneek

Bij de Sneker Woudvaart

Op vele Friese werven werden deze beurtschepen gebouwd.Ook de bekende Eeltje Holtrop van der Zee uit Joure bouwde deze "veerschepen", zoals ze ook genoemd werden. Niet alle veerschepen hadden precies hetzelfde model. Sommige waren 38 voet andere, die eigenlijk tjalken genoemd werden waren 52 voet of meer en werden gebruikt als aardappel-, turf-, of modderschip met een laadvermogen van 30-55 ton. In 1861 wordt een schip van 43 voet en 11 voet breedte op de koop gebouwd.... Vooral in het najaar, als er geen opdrachten waren, werden er schepen "op de koop" gebouwd.
Het vaartuig dat in 1861 op stapel werd gezet kreeg de naam Æbelina. Na wat omzwervingen werd in 1873 bij publieke verkoop Wybe Peekema uit Grouw de vierde eigenaar. Hij gaf het de naam "Dorp Grouw". Dit schip, gewoonlijk het Grouwster Veerschip genoemd, heeft bij hardzeilen zoveel prijzen gewonnen, dat het in 1880 wegens meerdere bekwaamheid van deelname aan het wedstrijdzeilen werd uitgesloten. Later werd dit verbod opgeheven. In totaal heeft het Grouwster Veerschip 45 prijzen gewonnen. Het is in 1909 verkocht en na veel omzwervingen als bloemenschip en verbouwd als boeier ergens in de laatste oorlogsjaren in of bij Grouw verdwenen.

Voor de wind op het bijna gladde Sneekermeer

Deze Æbelina wordt nagebouwd in Earnewâld en of het de competitie met de huidige ijzeren skûtsjes aankan is zeer de vraag. Deze zomer zal het hout gebogen worden op de ambachtelijke wijze, zonder stro, maar wel met een gasbrander en met hulpmiddelen, die de toets van de ARBO kunnen doorstaan. Eind 2007 hopen we de Æebelina vaarklaar te hebben. Het zal dan het enige veerschip zijn dat er is, want de allerlaatste is in 1965 in Earnewâld als woonboot gesignaleerd en daarna spoorloos verdwenen. Het bestek van de Æbelina was nog in de werfboeken van het Skûtsjemuseum in Earnewâld aanwezig. Nadat ontwerpbureau Heine Deelstra uit Gaastmeer de tekening gemaakt had, kon de werfbaas Johan Prins uit Workum aan de slag. Hij rijdt stad en land af om mooie krommers te zoeken. Bij de houtzaagmolen De Rat lagen er nog een paar mooie exemplaren in het water. De mooiste en goedkoopste oplossing was op de ouderwetse manier: met kraanlijn en lier laden en lossen en met zeil, de boom of de jaaglijn de lading naar de werf bij het Skûtsjemuseum brengen. Dat leverde mooie foto’s op voor de krant en de televisie. Leuk voor een potentiële sponsor, die voor de laatste ton in euro's mag zorgen....

Piet Herrema
oud-voorzitter Skûtsjemuseum en oud-secretaris Stifting Houten Skûtsje

*) Uit: Met beurtschippers en boderijders door Friesland, 1993

Handmatig de lading lossen


Bouwvorderingen Æbelina 2005

30 juni 2005

Het eerste deel van de huid, de z.g. zandstrook, is naast de kielbalk geplaatst.
Aandachtige bezoekers die de vorderingen nauwkeurig gadeslaan. Daarna komen de velen vragen aan de rondleiders. Deze vragen kunnen, afhankelijk van de interesse en de kundigheid, zeer gedetailleerd zijn.
Aan de rechterkant van de kielbalk is het eerste deel van de huid zichtbaar, zwart geblakerd door het buigproces...
Vroeger gebeurde dit buigen door het verhitten van het hout met brandend riet.

Bouwer Johan Prins is hier bezig de eikenhouten vlakdelen voor de bodem van het schip in de juiste bocht te buigen. Ook dit gebeurt zoals dat vroeger gebruikelijk was: het hout wordt boven een vuurton verhit en met gewichten gebogen. Dit neemt enkele uren in beslag. De juiste buiging wordt verkregen door die met een buigijzer aan het schip te meten, maar het timmermansoog van de scheepsbouwer blijft onmisbaar.


31 juli 2005

Langzaam begint het groeiproces van de replica van de Æbelina vorm te krijgen. Aan beide kanten van de kielbalk is nu het eerste deel bevestigd.

Vol belangstelling kijken bezoekers naar het plaatsen van het eerste deel

Het eerste deel van de huid in detail

Johan Prins, bezig met het buigen van de eikenhouten vlakdelen

Het buigproces van eikenhouten vlakdelen

Nog een detail van de kielbalk

Het tweede deel van de huid is bevestigd


31 augustus 2005

Aan beide zijden van de kielbalk zijn nu de vlakdelen bevestigd.blank

Aan beide zijden van kielbalk zijn nu twee vlakdelen bevestigd

Doorkijkje door de wand naar het terrein. De stellage is zichtbaar die gebruikt wordt voor het buigen van de planken. Daarachter ligt een stapeltje gezaagde planken. Helemaal achterin zijn nog ruwe stammen zichtbaar

Doorkijkje naar buiten


30 september 2005

Bij foto:

  1. De kleine latjes zijn een hulpmiddel om te zorgen dat de huiddelen mooi gelijkelijk verdeeld taps toelopen.
  2. De mallen zijn ter verificatie op de vlakdelen geplaatst. Johan Prins is bezig met het uitmeten van de resterende vlakdelen. De onderkant van het berghout is uitgezet.
  3. De mallen zijn ter controle op de vlakdelen geplaatst. Ze worden daarna weer verwijderd.
  4. De smalle lat markeert de onderkant van het berghout, zeg maar de stootrand.

Door de kleine latjes is de vorm al een beetje zichtbaar

De mallen zijn ter verificatie op de vlakdelen geplaatst

De mallen zijn ter controle op de vlakdelen geplaatst.

Imposant beeld van de boeg

Detailopname van de boeg


31 oktober 2005

Op grote stukken hardboard worden vanaf tekening op ware grootte de lijnen uitgefreesd. Een beetje vergelijkbaar met een raderpatroon zoals het door naaisters wordt gebruikt.
De leggers worden provisorisch bevestigd en worden later definitief uitgelijnd en vastgezet. Naarmate ze dichter bij de mast liggen worden ze groter van omvang.
Bouwmeester Johan Prins is bezig met het uitzagen van de leggers. Dit geeft de ruwe vorm, daarna wordt de precieze ronding nauwkeurig aangebracht.


De winterperiode

3 november 2005

De bouw van de Æbelina ligt stil tot ongeveer april 2006. De foto's op deze pagina tonen de prachtige stukken hout die dan nog verwerkt moeten worden. Dit hout ligt buiten de werf en is het eigenlijk alleen al waard om er een stukje voor om te rijden.
Hoewel de eigenlijke bouw even stilligt buiten het toeristenseizoen, hoeft het geen betoog dat het bestuur van de stichting niet stilzit. Er moeten nog veel zaken worden voorbereid en geregeld en ook de sponsorwerving is nog in volle gang.